Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Benzinestation, saneringsvariant 5: natuurlijke afbraak

In deze figuur is variant 5 ‘natuurlijke afbraak’ weergegeven.

Bij natuurlijke afbraak worden geen fysieke maatregelen in de grond en het grondwater getroffen. Afbreekbare verontreinigende stoffen kunnen door het natuurlijke afbraakpotentieel van de bodem worden afgebroken, waardoor een verontreinigingspluim zich niet verder verspreidt of zelfs krimpt. Op basis van de onderzoeksresultaten moet voor de toepasbaarheid ervan zijn vastgesteld dat er geen blootstellingsrisico’s zijn. In dat geval komt bronverwijdering in beeld. Ook moet er inzicht zijn in de verspreiding(spotentie). Dit geldt met name voor de periode dat natuurlijke afbraak effectief is bij het verwijderen van stoffen uit de pluim en het verkrijgen van een stabiele eindsituatie.

Het zwaartepunt van deze variant ligt bij het onderzoek dat in twee fasen kan worden ingedeeld: het vooronderzoek, gericht op het vaststellen op de afbraakpotentie, en het monitoringsonderzoek. Om te controleren of de verspreiding overeenkomt met de voorspelling worden peilbuizen geplaatst, waarmee het gedrag van de verontreinigende stoffen kan worden gevolgd. Omdat pas sinds enkele jaren natuurlijke afbraak wordt gemonitord is er nog weinig ervaring mee opgedaan. Zorgaspecten en gebruiksbeperkingen vormen belangrijke elementen van deze variant.

De hier beschreven karakteristieke situatie van het benzinestation omvat de range van zeer mobiele aromaten tot diesel en huisbrandolie. De laatste zijn weinig mobiel, zodat ze zich weinig tot niet verspreiden. De BTEX zijn bepalend voor de omvang van de pluim. Benzeen is meestal het meest verspreid omdat benzeen het meest mobiel is en alleen in aërobe situaties goed afbreekbaar is. De overige aromaten zijn in licht anaërobe omstandigheden nog afbreekbaar. Bij benzineverontreinigingen die zijn ontstaan na eind jaren tachtig moet rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van MTBE. Omdat het hierbij gaat om een nieuwe verontreiniging (ontstaan na 01-01-1987) gelden voor de aanpak in beginsel de zorgplichtbepalingen van artikel 13 van de Wbb. Natuurlijke afbraak als saneringsvariant zal in deze situaties daardoor niet mogelijk zijn.

Aanvullende technieken

Bronaanpak (bronverwijdering of bronbeheersing)

Als er sprake is van nalevering uit de bron, dan kan/zal dit leiden tot verdergaande verspreiding. Dit ondanks een significante natuurlijke afbraak. Met een verwijdering van de bron en een eventuele beheersing van restverontreinigingen kan voor de pluim volstaan worden met het monitoren van de natuurlijke afbraak.

Bronverwijdering

Voor bronverwijdering kan gebruik worden gemaakt van (een combinatie van) de technieken (en aanvullende technieken) die bij benzinestation-varianten 1-4 voor de bronaanpak zijn genoemd:

  • ontgraven bron of hot spot verwijdering in bovengrond;
  • bodemluchtextractie en persluchtinjectie;
  • in situ biorestauratie;
  • in situ drijflaagverwijdering;
  • verwarmen, bijvoorbeeld door elektroreclamatie of stoomstrippen.

Beheersing restverontreinigingen

Voor beheersing van restverontreinigingen in het oorspronkelijke brongebied kan gebruik worden gemaakt van de technieken die bij de benzinestationvarianten 6, 7 en 8 beschreven worden:

  • geohydrologische beheersing;
  • civieltechnische beheersing;
  • bioscherm.

Wanneer is de variant realistisch?

Natuurlijke afbraak is realistisch indien:

  • een eventueel aanwezige naleverende bron separaat kan worden verwijderd;
  • er geen sprake is van een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid;
  • er geen door de grondwaterverontreiniging bedreigd object is;
  • tijd niet de beperkende factor is;
  • er van nature afbraak optreedt; dit kan optreden in bodemtype 1 en 2

Natuurlijke afbraak is niet (direct) voor de hand liggend indien:

  • er sprake is van onaanvaardbare risico’s; de blootstellingroutes moeten afgesloten worden door verwijdering van de aanwezige bronnen;
  • de bodem sterk anaëroob is;
  • binnen een acceptabele saneringsduur onvoldoende afname is te realiseren.